Luderitz, memory lane
21 Februari 2014 | Namibië, Lüderitz
Van boven keken de voorman, scheepsagent, ladingseigenaren, kapitein en stuurman toe. En in de avond als de zon onderging boven zee, en het laden stopte, was er een feestje. De agent kwam met een doos (dus 25 kilogram lobster), de Chinese hofmeester bakte ze, sausjes erbij, en natuurlijk een paar dozen bier, wat witte wijn. Heerlijk genoot het blanke volk van de gedane arbeid. Uit de radio klonk muziek van het enige FM radio station, Duitse schlagers.
Dit hele proces duurde drie dagen, de derde dag zijn we in de middag ook nog aan de wal gaan kijken, een klein plaatsje, wat gebouwen, niet meer als vijf straten groot. De gebouwen allemaal in stijl van Zuid Duitsland, dikke balken aan de buiten kant, torentjes, de huizen en kerken zouden niet misstaan in ieder plaatsje in Beieren. Op straat was de voertaal Duits, de straatnamen Duits, de muziek in het ene kroegje Duits. Alleen de lederhosen ontbraken, maar daar was het ook te warm voor. Zelden zo een vreemde vertoning gezien, tachtig jaar nadat de Duitsers hier zijn verslagen en dan een havenplaatsje, midden in de tropen, alle inwoners blank en Duits.
En alle arbeiders zwart en wonend buiten het plaatsje.
Nu zitten we op een terras, aan het havenfront. Er is een kleine containerterminal gekomen, er komt een tanker de haven binnen om te lossen, er liggen zeilscheepjes ten anker, er is een catamaran tourboot. We eten pizza, vis met patat. Het is zaterdagmiddag, lokale zwarte jeugd loopt rond, bij de winkels is het druk met de zaterdag aankopen. De zweer is eigenlijk gezellig, veel gepraat, geschreeuw naar elkaar. Het blijkt dat de winkels om 13:00 dichtgaan, dus we haasten ons naar binnen, verzamelen ons eten voor de komende dagen, terwijl de winkel al dicht gaat. Gooien onze dieseltank (maximaal 150 liter en nog niet door de helft leeg) vol. Voor de deur veel taxi's en de winkelende zwarte vrouwen met hun volle tassen nemen een taxi en verdwijnen naar de buitenwijken, townships. Een half uur na sluiting is het dorpje leeg, verlaten.
Alle zwarte zijn verdwenen, naar de townships vlakbij, het dorp is leeg, alle winkels zijn dicht, op straat niemand meer. Het lijkt een geest stadje. De oude Duitse huizen zijn er nog, de straatnamen ook.
De visserij naar lobsters is, door overbevissing, niet meer zo groot. Het dorp bestaat nu van toerisme, haven, diamant duikers en vogelstront export. Een redelijk welvarend dorpje, maar toch lijkt het nu een geest stadje.
Vlakbij Luderitz is er ook nog een echt geest stadje, Kolmanskop. Een mijnstadje, negen kilometer buiten Luderitz, en er werd gemijnd naar diamant, ergens van 1880 tot 1950, ook weer onder Duitse elite. Het stadje is nu verlaten, ingenomen door het zand, een monument van het verleden. Hier verdiende Duitsers hun geld, hun contracten kunnen we zien in een museum, hun huizen, volledig ingenomen door het zand, hun verenigingsgebouw, annex sportschool. Het fraaiste beeld van kolonialisme is dat iedereen recht had op 20 liter water per persoon, en een kilo ijs, per dag. Voor alle driehonderd Duitsers welke hier woonden. Reeds begin twintigste eeuw reed er een treintje vanuit Luderitz naar Kolmanskop, met water en was er een ijsfabriek. Dagelijkse aanvoer van vers water, aangevoerd per schip vanuit Kaapstad.
Van de 800 autochtonen, zwarte, welke hier tot het einde van de apartheid als slaaf hebben gewerkt is niets te vinden. Geen museum, geen herdenking, geen water of ijs. Dat doet toch wel pijn, want uiteindelijk hebben de blanken die in Kolmanskop werkte natuurlijk niet het echte zware werk gedaan. Ze waren de bazen, net als wij 25 jaar geleden keken hoe het schip werd geladen.
Op de weg terug naar onze kampplaats in Klein Áus Vista passeren we de Namib woestijn. Grotendeels "sperrgebiet" (zo heet het nog steeds) omdat er diamanten voorkomen. Maar ook het gebied van een vierhonderd paarden. Tijdens de oorlog tussen de Zuid Afrikanen / Engelsen in de Duitsers in 1915, zijn deze paarden losgelaten. In de oorlog vrijgekomen. En nu zwerven ze nog steeds rond in de woestijn. Een echte gele woestijn, droog, zand, ziet er uit als de Sahara, weinig water of groen gras. Een paard heeft 7 kilo gras nodig per dag, toch hebben ze hier kunnen overleven, zich kunnen aanpassen. Onwaarschijnlijk, ze zijn mager, maar duidelijk echte grote paarden.
In mongolie lopen er ook paarden in de woestijn, kleine prezwalski, al duizend jaar, en daar is ook veel meer water als hier. Deze paarden lijken op de verkeerde plek, ze. Overleven met moeite, maar ze horen hier niet. Ze zijn mager, hun huid is beschadigd. Eigenlijk zouden ze naar een groener gebied moeten worden gebracht, nu lijken ze op Beierse huisjes.
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley