Baliemvallei - mummies, zout
25 Oktober 2015 | Indonesië, Wamena
We staan voor een mummie, 350 jaar oud, een zwart geblakerd in hurkhouding zittend lichaam, van een van de voorouders van de Dani. Om zijn nek een groot aantal kettingen – een voor iedere gedode tegenstander. De mummie is net door de huidige eigenaar, de stam oudste, uit zijn hut gehaald en op een boomstronk geplaatst voor de hut. De man staat erachter, uitgerust in de traditionele kleding – naakt behalve zijn peniskoker en een soort pruik. Het is het plaatje, of eigenlijk is het meer het verplichte plaatje. Door Casper, onze gids, is onze entree op dit erf betaald, inclusief dit plaatje.
De hut op de achtergrond, de man rechtopstaand en ervoor de zwarte mummie
Het is een mooi plaatje, het symboliseert hoe deze volken tot een paar eeuwen geleden volledig autonoom hun eigen normen, waarden en gebruiken hadden, zonder enige invloed van de ontwikkelingen in de rest van de wereld. Dit volk leefde nog in het stenen tijdperk, zonder ijzer, en hun leiders werden geëerd en gemummificeerd ter nagedachtenis. Men werkte op het land, leefde in kleine gemeentes of eigenlijk families, vochten tegen andere volken en leefden van alles wat er was.
Om ons heen staan een aantal mannen, ook in hun autochtone “gewaden”, sommige ook nog beschilderd in oorlogskleuren en een aantal vrouwen, in alleen hun grasrokjes. Wat kinderen erbij. En alles klaar voor het beeld, de foto waar de toerist naar hunkert, midden in het traditionele erf een groepsfoto. De prijs is van te voren bepaald, 10.000 Indonesische rupiah per foto per deelnemer. En op het moment we van vijf mannen een foto willen staan er ineens zeven, en bij de vrouwen hetzelfde protocol. Uiteindelijk kosten deze twee foto’s dus ook gewoon 8 euro – een post kaart kost minder, maar die heb je niet zelf gemaakt – of sta je niet zelf op.
Voor een keer mag het, het beeld is toch het beeld wat je wil hebben.
Om autonoom en zelfvoorzienend te zijn, voor uiteindelijk 80.000 bewoners, voordat de vliegtuigen spullen begonnen te leveren, was toegang tot zout essentieel, naast water en eten is zout ook essentieel om gezond te kunnen leven. En het zout in de vallei komt uit een bron, een kilometer of drie lopen van het erf van de mummie. En het lijkt niets drie kilometer, begint ook gewoon door het gras maar veranderd daarna in een klim. In twee kilometer klimmen we 300 meter, over stenen, boomwortels, nooit een stap vooruit, altijd een stap omhoog. De omgeving gaat over in een tropisch regenwoud, hoge bomen, dichte struiken en altijd glibberige stenen door de hoeveelheid water en mos. Daarnaast is het warm en niet te vergeten dit is ook 1800 meter boven het zee oppervlakte dus de zuurstof is minder als dat we gewend zijn. We verliezen een paar liter zweet, de Dani vrouw, welke ons begeleid, dept ons met bladen van een boom om te verfrissen, licht hijgend, een pols van 80% en zwaar bezweet verliezen we heel wat zout.
De beloning is een klein plasje zout water, naast een zoete beek. Een poeltjes niet groter als vijf meter, bruin water, niets zeggend maar wel zout. De Dani vrouw, gekleed in haar traditionele kleding (alleen rok van gras om haar middel) gaat te water en geeft ons een voorstelling hoe de volkeren vroeger het zout meenamen, ze gebruikte een tak van de bananenboom en bladen, lieten die het zout opnemen, drogen en verpakte het. Om daarna terug te brengen naar hun huis, soms 80 kilometer lopen verder. Een tocht van drie dagen om zoute blaadjes te krijgen, welke ze gebruikte tijdens het koken. Op hun blote voeten, in hun rieten rokjes, drie dagen heen en weer terug, de berg op voor wat zout.
Wij nuttigen onze lunch box en beginnen de afdaling van 300 meters.
Wat omhoog nog een stapje is blijkt naar beneden, zoals altijd, een enorme sprong te zijn. Met altijd het risico dat bij het verplaatsen van het gewicht naar de lagere voet deze toch niet stabiel genoeg staat. Dalen is moeilijker, en gevaarlijker, je kan nooit terug naar de uitgangspositie van de stap. Het been wat naar beneden gaat moet op een stevige plek neerkomen, immers de beweging en dus het gewicht wordt al naar voren gebracht. Dalen is moeilijker, riskanter.
Bij Jacqueline, net klaar met fysiotherapie, na een ontsteking aan de enkelbanden en als gevolg daarvan knopen in de spieren en pezen in de enkels, slaat de paniek toe. De combinatie van angst om te vallen in combinatie met de angst om de enkelbanden opnieuw te vertrekken maakt deze afdaling een soort lopen op dun ijs. Iedere stap wordt overwogen, bekeken, bestudeerd, en dan met de hulp van een wandelstok en de sterke hand van de Dani vrouw genomen. Wat een uurtje omhoog was, werd twee uur naar beneden.
De Dani vrouw, op blote voeten, is de steun en toeverlaat, steeds klaar om een hand te geven bij de stappen, beweegt ernaast, niet over het standaard pad, gracieus van steen naar steen, normaal met een kind of 20 kilo zoete aardappels in het mandje op de rug, wij strompelen als halve invalide naar beneden.
En wij maar denken dat we in de ontwikkeling verder zijn. Dat de volkeren hier uit de stenen tijd komen, terwijl wij uit de internet tijd nog geen eens zonder hulp een berg af kunnen. Vooruitgang is een rekbaar begrip.
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley